6 juni (Igoumenitsa – Sarande, 79 km)

6 juni 2017 - Sarandë, Albanië

Omdat we vandaag maar ongeveer 65 km zullen rijden (aan de kop kun je zien dat het er veel meer worden) en nog boodschappen willen doen, maken we onze prima nacht een kwartiertje langer. Er volgt een goed ontbijt; we zien in het centrum een boekhandel waar we een landkaart van Albanië kopen; iets verder is een fietsenmaker voor een reserve binnenband. Na nog etenswaren te hebben ingekocht, gaan we 8:45 u op weg. De route tot aan de grens bij Mavrommati is nogal kleinschalig, zodat we er af en toe Maps.me bij pakken. Na vier km zie ik dat mijn voorband slingert. Toch is het niet het gevoel als tijdens de trip naar de Noordkaap, toen het lager van de vooras kapot bleek; als ik het wiel controleer blijkt er een spaak gebroken, aan de kant van de schijfrem, dat wordt dus lastig voor mij. (Alleen te verwijderen met een pignon­sleutel!) 

We gaan dus terug naar de fietsenmaker, die met de goede apparatuur en vaardigheid in no time een nieuwe spaak plaatst en het wiel richt. Dan rijden we opnieuw door het landbouwgebied, steken nog een stuwdam over, waarvan het stuwmeer voor de irrigatie gebruikt wordt en drinken espresso in Asprokklissi. Op de route naar de grens heb je ook echt het gevoel in een uithoek te zijn. De weg voert langs de berghelling aan de kust, links water en rechts helling en pas na de nodige bochten en een fikse klim het binnenland in, doemen de grensposten op. Ik realiseer me dat 30 jaar geleden zo’n bezoek aan Albanië nog ondenkbaar geweest zou zijn; nu is de controle bij beide posten een ontspannen formaliteit. Iets voor twaalf passeren we de grens. We praten er nog even met een Duitse motorrijder die ook een fikse Balkantoer gereden heeft.

De Albanese weg is hier van goede kwaliteit, breed en zeer rustig; de belangrijkste gebruikers lijken geiten te zijn, gezien de keutels en de plassporen. Voor  Sarande, ons eindpunt van vandaag, wordt de route niet zoals we denken, langs de grens en kust aangegeven (langs de ruïne van Ali Pasja), maar door het binnenland. Daar komen we pas later achter. Het geeft ons wel de kans ook al iets van het binnenland te zien. Voor Livadhja drinken we een frappé (ook hier bekend) en maken buiten ons brood op. Het is al warm, meer dan 30°C. in de schaduw. De weg voert ons door verschillende dalen, met tussendoor een klimmetje, voor we op de SH99 uitkomen, qua nummer een drukkere weg, maar duidelijk slechter van kwaliteit. Inmiddels staat er weer een sterke westenwind tegen.

Een paar km voor we de heuvel overklimmen waar de plaats Sarande begint, zien we naast de weg ook weer de provisorische tenten van vluchtelingen. Gisteren had Eugenie ook vluchtelingen in een oude garage gezien, waar de te drogen hangende kledingstukken, zichtbaar maakten dat men daar probeerde te overleven. Dat idee blijft nog een tijd in ons hoofd hangen, als we in de hitte, voor onze lol, wij wel, de steile heuvel op ploeteren. Boven zien we dat de weg morgen op hoogte verder gaat. We zoeken daarom een overnachtingsplek op de heuvel. Op mijn app zie ik “Villa Joanna & Mattheo”. We lopen het pad omhoog naar het huis. We worden meteen al gastvrij ontvangen.

Eerst een douche, dan gaan we beneden theedrinken met de eigenaar en zijn zakencompagnon. Daarna een rakia van eigen makelij. Men heeft hier vaker Nederlandse gasten en het is leuk ervaringen uit te wisselen. De tijd tot ’89, maar ook de 20 jaar dat ze in Thessaloniki gewoond hebben en de situatie nu. Zij willen ons eigenlijk ook zover krijgen de belangrijkste bezienswaardigheden in de regio te bezoeken, de burcht op de heuveltop, het nationale park Butrinti en de oude stad Butrinti, de Blauwe Bron en de oude stad Gjirokastër. Wij volgen alleen de eerste tip, voor de andere denken we om nog eens naar Albanië terug te komen. ’n aanrader! Daarna schrijf ik het eerste deel van mijn verslag, tot dat er een zéér goede maaltijd klaar staat: we eten wat de pot schaft: prima salade, gebakken courgetteschijven, gebraden vlees en een lekker gerechtje na: meloen, met groene walnoten (oogsten in mei!) die gaargekookt worden in honingsap , gekruid met kruidnagels. En daarbij zelfgemaakte wijn.

We rijden nog met hem naar het centrum van Sarande aan zee. ’n Badplaats van 40.000 inwoners die in augustus meer dan 10 keer zo groot wordt. We flaneren met de anderen mee langs de boulevard, kijken een tijd bij een zang en dansoptreden aan de kade en zijn net op zoek naar een geschikt koffietentje als we onze gastheer weer zien en met hem teruggaan. We zijn blij dat we voor logies niet naar Sarande zijn doorgereden en kijken weer terug op een warme, maar mooie dag met onverwachte gebeurtenissen.

Het was een goede fietsdag vandaag, maar vanaf een uur of één begon ik meer last van de warmte te krijgen. Het gedeelte van het binnenland van Albanië wat wij gezien hebben is heel mooi, wel uitgestrekt en leeg.

Voor we zijn gaan eten in ons pension hebben we nog een wandeling naar het oude kasteel boven op de berg bij Sarande gemaakt. Onze gastheer had ons daarop geattendeerd. Eigenlijk was ik te moe, maar we waren toch blij dat we naar boven geklommen zijn (te voet), want het uitzicht boven was erg mooi. Aan de ene kant de  zee met een aantal eilanden, verder een groot cruiseschip en dan het zicht op de stad Sarande. Aan de andere kant hele mooie bergen en het gebied waar wij doorgefietst waren.

Sarande vond ik aardig voor een uurtje, maar ik hou niet van zulke toeristensteden, dus ik ben blij met ons pension waar we nu zitten. Het is leuk om in Albanië te zijn.

Foto’s

2 Reacties

  1. Ine:
    7 juni 2017
    Jullie zijn wel ontzettend veel deze reis en zulke onverwachte dingen. Super hoor.Albanie staat ook nog op mijn lijstje.
    Veel plezier nog. Met René en mij alles oke
  2. Frank Kanters:
    7 juni 2017
    Hoi Eugenie en Wim,

    Wat een trip zeg! Volgens mij kunnen jullie een reisgids gaan schrijven!
    Geniet!

    groet
    Frank